Het koperen wasvat was een heilig voorwerp in de voorhof van de tabernakel en van de tempel. Het stond, naar Gods aanwijzing (Ex. 40:7), tussen de tabernakel en het koperen brandofferaltaar. Het wasvat bevatte water, waarmee de priesters hun handen en hun voeten moesten wassen (Ex 30:18-21).
De plaats van het wasvat was tussen de tent en het brandofferaltaar.
Bij de oprichting van de tabernakel werd ook het wasvat en zijn voet met zalfolie gezalfd en aldus geheiligd (Ex. 40:9-11).
De priesters waren eerst grondig gewassen bij de ingang van de tent der samenkomst, met water uit het wasvat, bij de inwijding van de tabernakel (Ex. 40:12), maar dat was duidelijk onderscheiden van de voortdurende reiniging van hun handen en voeten. In de voorhof van de tabernakel moesten de priesters zowel handen en voeten wassen, omdat ze in de voorhof en het heilige dienden en rondliepen (Ex. 40:7,11,30).
Het wasvat voor de tabernakel was vervaardigd van de koperen spiegels die door de vrouwen waren geschonken (Ex 38:8). De vorm en grootte zijn niet opgegeven.
De tabernakel, een vervoerbaar heiligdom, maakte plaats voor de stenen tempel te Jeruzalem. Het wasvat voor de tempel was cirkelvormig, tien ellen in diameter, en (afgerond) dertig ellen in omtrek, en vijf ellen hoog.
Met de wassing van handen en voeten met water uit het wasvat is de voetwassing door de Heere Jezus te vergelijken (Joh. 13:4-14). De priesters waren eerst grondig gewassen, maar dat was duidelijk onderscheiden van de voortdurende reiniging van hun handen en voeten. De Heere verklaarde dat de apostelen al rein waren (behalve Judas) en dat zij alleen de reiniging van hun voeten nodig hadden, vanwege de verontreinigingen die ze onderweg opliepen, opdat ze deel met Hem konden hebben als Hij naar de Vader ging.
Een gelovige in Christus is eenmaal gewassen door de wassing van de wedergeboorte.