Het gordijn in de poort

De omheining (Ex.27: 9-19)
Op het bijgevoegde plaatje zie je ook een omheining. Dat was een soort wit gordijn, gemaakt van dubbeldraads fijn linnen. Die kleur wit wijst weer op de heiligheid van God. Dat gordijn was opgehangen aan 60 kolommen van acaciahout. Daarvan stonden er 20 aan de noord- en zuidkant, en 10 aan de oost- en westzijde. Die kolommen waren ongeveer 2,5 meter hoog. Ze stonden in bronzen voetstukken.

De hoogte van de omheining is ongeveer 2,5 meter. Voor de mensen met de tegenwoordige lengte is dat al lastig om er overheen te kijken, laat staan voor de toen veel kleinere Israėliet. Dat witte gordijn spreekt een duidelijke taal: de Heere wil dichtbij, ja in het midden van het volk wonen, maar Hij wil dat het volk Zijn heiligheid goed voor ogen blijft houden.

Het gordijn in de poort
Aan de oostkant was de ingang van de voorhof. De HEERE zegt daarvan: ‘Verder moet er voor de poort van de voorhof een gordijn van twintig el komen, van blauwpurperen, roodpurperen en scharlakenrode wol en dubbeldraads fijn linnen, borduurwerk; en bovendien vier bijbehorende pilaren en hun vier voetstukken.’ (Ex. 27 : 16)

De ingang
Die ingang was niet aan de kleine kant. Op vijftig el voorzijde waren niet minder dan twintig ellen voor de ingang gereserveerd. Dus een deur van 10 meter. Het is nooit de opzet geweest dat héél het volk zich in de voorhof zou verzamelen. Daarvoor was het volk eenvoudig te talrijk. Die royale afmetingen van deze ingang betekenden dat het volk zich van harte welkom mocht weten bij zijn God.

Opname/terugkijken